“Poëzie is een hartenkreet, nooit een afzwering.” Carmen Campo Real heeft van deze uitspraak haar levensdoel gemaakt. De in 1968 geboren filosofiestudente aan de Rue d’Ulm, afgestudeerd aan de Ecole Normale Supérieure, begon haar carrière als journaliste bij TF1 en schreef tegelijkertijd voor grote titels zoals de New Yorker, Rolling Stone, Vogue, Elle, Glamour en Jardin des Modes.
Tegenwoordig combineert ze onderzoek, culturele onderwerpen, politiek en artistieke ontmoetingen (ze behoort tot het gezelschap dat op zondag in New York door Louise Bourgeois bijeen wordt gebracht), en daarnaast heeft deze veelzijdige auteur-kunstenaar ongeveer vijftien jaar lang de wereld rondgereisd. Ze omschrijft zichzelf dan ook als een “wereldreiziger in hart en nieren.” Van al deze reizen blijft India ongetwijfeld de meest betekenisvolle. Dit land heeft zij in haar jeugd ontdekt, in het door Moeder Teresa gestichte centrum in Calcutta. “India heeft mijn leven veranderd. Ik dacht dat ik intellectueel voorbereid was, maar dat was niet het geval voor mijn ziel. In zekere zin heb ik daar afstand genomen van mezelf. Toen ik terugkwam, besefte ik dat ik niet gemaakt was voor het keurslijf van een studie of voor een beroep waarin ik opgesloten zou zitten. Mijn poëtische praktijk werd intensiever en ik begon deze twee aspecten van mijn leven samen te brengen in mijn schrijven.”
Toen ze in 2002 in Genève aankwam, besloot ze zich volledig aan haar kunst te wijden, “een zeer overvloedig werk” dat resulteerde in een reeks gedichtenbundels. De eerste, Perfusions, verscheen in 2009 bij Slatkine. Daarna volgden Cartilage (2010), Hiatus (2014), Janus (2018), en uiteindelijk Hubris, dat op 30 september werd uitgebracht.
“Mijn poëtische collectie, die gekenmerkt wordt door metriek, heeft een sociale dimensie. Het zijn portretgalerijen, van mensen die ik ontmoet heb, maar ook van mezelf. Ik positioneer mijzelf een beetje als een antropologische journalist. Ik leg momenten vast om gebeurtenissen zo waarheidsgetrouw mogelijk te reconstrueren. Ik laat me inspireren door mensen die me geraakt hebben of die me aanzetten tot nadenken.”
Voor Carmen Campo Real is schrijven noch passief noch beschouwend. Ze zet haar bundels om in performances en werkt daarbij samen met talloze beeldende kunstenaars, muzikanten en choreografen. Ze wordt sinds 2005 vertegenwoordigd door de galerie Sonia Zannetacci in Genève – waar ze Villeglé, Orlan, Klein en Rancillac ontmoette, allemaal kunstenaars die haar inspireren – en speelt “verbaal pingpong” met hen: zij sturen haar een tekening, zij maakt er poëzie van. “Ik hecht aan de verhouding tussen tekst en lichaam, tussen dictie en gebaar. Ik hou van de ‘kreet van verbaasde herkenning’ zoals William S. Burroughs het formuleerde, dat wil zeggen het geëxternaliseerde werk van de poëzie. Men kan een beeldend voorstel hebben bij dichterlijk schrijven. Ik maak gebruik van een sterke beeldtaal, waarbij het gebaar een woord of een kleur vertegenwoordigt. Ik hou van de overgang van het ene medium naar het andere. Ik heb ook schilderijen gemaakt, en collages… Ik beschouw poëzie ook graag als onderdeel van een eigenzinnige zoektocht naar interdisciplinariteit. Deze beeldende praktijk berust op bliksemflitsen, op onderbrekingen.” In de Espace Muraille componeert ze “texturen” en “taalkundig onderzoek” geïnspireerd op de luchtwerken van de Argentijn Tomás Saraceno, treedt ze op met het VIP-publiek in de Fiac, en danst ze bij de Flux foundation…
“Mijn eerste collectie, Perfusions, werd bewerkt tot een hiphopballet. Voor die bundel en voor Cartilage heb ik zelfs een app gelanceerd – ik ben vast de eerste dichter die dat heeft gedaan! Ik hou van het idee dat poëzie een totale kunst is.”